TWCH is het adviesbedrijf van Theo Huibers


Blogopmaak

Alleen de strategie is de strategie

TH • mrt. 02, 2017

Wat organisaties van politici kunnen leren over vriendschap

De Nederlandse uitdrukking ‘als je wint, heb je vrienden’ is een klassieker van Herman Brood en Henny Vrienten. In dit lied werd de gevoelige snaar blootgelegd dat je pas vrienden hebt nadat je hebt gewonnen. Rijen dik, echte vrienden. In de politiek werkt het precies andersom; je moet vrienden (stemmen) hebben, véél vrienden en pas dan win je. Hoe meer vrienden des te meer stemmen. Hoe meer stemmen des te meer je wint. Afgelopen jaren, zelfs eeuwen, bedreven politieke partijen rondom verkiezingstijd een prachtige paringsdans met hun beoogde of gewenste vrienden. In kleine en grote zalen, op markten en aan de voordeur in de wijken werd de burger benaderd als ‘echte’ vriend van de politicus en zijn/haar partij. De burger moest de politicus en de partij het vertrouwen en vooral zijn of haar stem geven. Zo ging het sinds de eerste verkiezingen in de 19e eeuw en zo gaat het vandaag de dag eigenlijk nog steeds. Vriendschap, kortom, betekent eerst investeren en dan oogsten.


De initiële belofte van social media

Totdat een decennium geleden social media op het politieke toneel verschenen. Social media beschrijft de verzameling van online instrumenten en platformen die mensen gebruiken voor het delen van hun meningen, inzichten, ervaringen en gevoelens. Deze instrumenten en platformen zorgen ervoor dat politici hun meningen, inzichten, ervaringen en zelfs hun gevoelens met ‘echte’ vrienden kunnen delen. Om met deze vrienden een betere band te creëren, te interacteren en vrienden zelfs uit te nodigen te participeren in politieke besluitvorming. Social media lijken dus een ideaal middel voor een politicus om vrienden te genereren en daarmee veel stemmen te winnen.


Hoe Barack Obama deze belofte wist in te lossen

De eerste overwinning van Barack Obama in 2008 staat bekend als de eerste keer dat social media haar ware politieke kracht liet zien. In plaats van de traditionele top-down benadering van communicatie (zenden en informatie overdragen) zag Obama de kracht van dialoog, participatie, co-creatie en maatschappelijke betrokkenheid en de rol die social media daarbij kon spelen. Een aantal lessen die destijds geleerd werden van de eerste Obama-campagne waren dat een succesvolle strategie van samenhangende inzet van social media een grote inzet van mensen en middelen vergt en dat deze inzet gericht moet zijn op het makkelijk kunnen vinden van informatie, het snel kunnen doorsturen van relevante informatie en daarmee het verspreiden en het handelen naar aanleiding van deze informatie.


Aanleiding voor onderzoek naar de impact van social media in Nederland

In 2010 startten Robin Effing, Luc de Krosse en ik een onderzoek naar de impact van social media. Wij waren nieuwsgierig of social media ook in Nederland zo’n vlucht zouden (kunnen) nemen. Of dat het gebruik van social media door politieke partijen en individuele kandidaten misschien tot een ander stemgedrag zou leiden. Het eerste artikel dat de titel “Als je vrienden hebt dan win je” droeg, verschafte het inzicht dat het instrument social media zich in de politiek nog in een experimentele fase bevond. In 2011 schreven Robin Effing, Jos Hillegersberg en ik het daaropvolgende – en internationaal veel gerefereerde – artikel ‘Social Media and Political Participation: Are Facebook, Twitter and YouTube Democratizing Our Political Systems?’. Het artikel presenteerde een methode waarmee we de impact van social media op de politiek kunnen meten. En daar bleek veel belangstelling voor.


De initiële teleurstelling van social media

Wij konden toen niet vermoeden dat de impact van social media in de politiek de jaren erna zo’n vlucht zou nemen. Evenmin hadden wij kunnen vermoeden dat de werkwijze van social media als zelfbevestigende communicatieplatformen weer zou afglijden naar de oude top-down benadering van politieke communicatie. Ook op social media ging het meer en meer draaien om het zenden van statements in plaats van het met elkaar interacteren.

Hoe de inzet van social media leidt tot een herwaardering van de visie

Voor politieke organisaties is de verleiding groot om een social media strategie centraal te zetten in een campagne. Op welke wijze kan ik de potentiële kiezer met welk bericht verleiden tot het stemmen op mijn partij? Of de meest absurde variant: op welke trollerige manier kan ik door haatberichten andere kiezers verleiden niet te stemmen op andere partijen. Meer dan ooit blijkt een social media strategie echter niet (meer) te werken voor een politieke organisatie. De nieuwigheid is ervan af, het middel is toegeëigend en professioneel opgepakt door alle partijen. Het gaat juist weer om de aantrekkingskracht van een meer algemene politieke visie, die onder andere via social media gecommuniceerd kan worden en niet andersom.


Wat organisaties nog meer van de ervaringen van politici kunnen leren

Zo geldt het eigenlijk ook voor strategievorming in het algemeen. Een social media strategie is géén strategie. Dit geldt voor een online strategie, een groeistrategie, een innovatiestrategie of een technologische strategie. De verleiding is bijvoorbeeld groot (geweest) voor retailers, mediaorganisaties en financiële instellingen om een online strategie te ontwikkelen. Veelal gelardeerd met hypewoorden en in samenwerking met start-up-achtige kleine organisaties. Maar het gaat niet om online, het gaat niet om de hype en het gaat niet om alleen de samenwerking met start-ups. Ook technologie en technologische innovatie zijn middelen en kunnen nooit het einddoel van de organisatie zijn.


Technologie, innovatie en online = geen strategie


Het gaat om de fundamentele strategische keuzes. Technologie, innovatie en online zijn slechts invullingen, middelen of uitwerkingen van deze keuzes. Hierbij moet de impact van technologie, innovatie en online op het realiseren van de strategie allerminst worden onderschat. Maar deze middelen kunnen nooit de essentie van de strategie zijn. Technologie, innovatie en online maken strategische keuzes noodzakelijk en kunnen de effectiviteit van strategieën verregaand katalyseren en accelereren. Maar technologie, innovatie en online zijn nooit een substituut voor strategie zelf.


door TH 30 okt., 2021
De strategische vraagstukken over de inzet van AI doen steeds meer haar intrede in de Nederlandse bestuurskamers. De algoritmes van grote IT-bedrijven zoals Google, Facebook en Instagram werken al jarenlang met AI en ‘snappen’ steeds beter hoe zij de gebruiker kunnen sturen op basis van eerder gedragingen en context informatie. Maar het toepassen is niet alleen weggelegd voor de ‘happy few’. Menig organisatie is naarstig op zoek naar toepasbare AI voor zijn specifieke en veelal arbeidsintensieve werkprocessen. Terwijl vele bestuurders en managers zich verlustigen aan de kostenbesparende en vernieuwende mogelijkheden luiden wetenschappers , privacy-bewakers en oud-medewerkers tegelijkertijd steeds vaker en harder de noodklok over het corresponderend gevaar: ‘are we in control?’. AI is door alle buzz erom heen, een wereld vol met hypes en algemeenheden geworden. Het is volgens mij goed om te beginnen met de vraag wat kunstmatige intelligentie nu eigenlijk is. En lijkt het op haar tegenhanger ‘de natuurlijke intelligentie’? Deze essentiële vraag werd al in 1950 door Turing in het prachtig iconisch artikel ‘ Computing Machinery and Intelligence ’ behandeld. Turing vraagt zich in dit artikel van zestig jaar geleden al af hoe wij in de toekomst zouden kunnen vaststellen of computers echt kunnen denken. Echt, zoals mensen. Hij creëert daarvoor een test, die later bekend werd als ‘de Turing-test’ maar in zijn artikel ‘het imitatiespel’ wordt genoemd (net als de titel van de film uit 2014 over het leven van Turing). De test gaat als volgt: zet in een kamertje een man (A) en in een ander kamertje een vrouw (B). De tester moet door middel van vragen proberen te ontdekken wie de man is en wie de vrouw is. Een van de twee mag zijn uiterste best doen om de tester te misleiden, door bijvoorbeeld foute antwoorden te geven. De ‘tester’ mag vragen stellen maar om te zorgen dat er geen handschriften noch stemmen hints geven over het antwoord moeten de twee personen hun antwoorden in afgezonderde kamers typen. Stel dat de vrouw de waarheid spreekt dan zal ze waarschijnlijk zo goed mogelijk proberen te antwoorden, zodat de vragensteller weet dat ze een vrouw is. Maar ja, de man die wil misleiden zal zichzelf ook als een vrouw voordoen in zijn antwoorden. Het percentage van de goede versus de foute antwoorden van de tester wordt in kaart gebracht. De crux van Turing is dat als we de man of de vrouw kunnen vervangen door een computer zonder dat er een significant verschil is in het beoordelingsresultaat van de tester. Kan de tester bepalen wie van de twee de computer is? Wij stellen nu de vraag: "Wat zal er gebeuren als een machine in dit spel de rol van A op zich neemt? Zal de ondervrager even vaak verkeerd beslissen als het spel zo wordt gespeeld als wanneer het spel wordt gespeeld tussen een man en een vrouw? Deze vragen vervangen onze oorspronkelijke vraag: "Kunnen machines denken? Een generieke test in lijn met Turing’s aanpak en visie op automatisering. Logische stappen met logische testen. Hij heeft op dat moment nog geen enkel idee of en wanneer het mogelijk is en hij heeft zelfs geen aanpak in gedachten. Als schot voor de boeg eindigt hij zijn artikel met een wens en denkrichting: We mogen hopen dat machines uiteindelijk op alle zuiver intellectuele gebieden de concurrentie met de mens zullen aangaan. Maar welke zijn de beste om mee te beginnen? Zelfs dit is een moeilijke beslissing. Veel mensen denken dat een zeer abstracte activiteit, zoals het schaakspel, het beste zou zijn. Men kan ook volhouden dat het het beste is de machine te voorzien van de beste zintuigen die men voor geld kan kopen, en haar dan leren Engels te verstaan en te spreken. Dit proces zou het normale onderwijs van een kind kunnen volgen. Dingen zouden worden aangewezen en benoemd, enz. Nogmaals, ik weet niet wat het juiste antwoord is, maar ik denk dat beide benaderingen moeten worden geprobeerd. Nu, ruim 60 jaar later, onderwijzen we computers als kinderen. Met behulp van geavanceerde Machine Learning technologie, voeden wij hun algoritmes met data. Op deze manier laten wij steeds sneller wordende computers trainen, patronen herkennen en leren. Op basis van wat zij hebben geleerd, laten wij de algoritmes besluiten nemen en acties uitvoeren . We voeden ze met feedback en nieuwe resultaten zodat ze steeds intelligenter worden. Aan de hand van dergelijke AI algoritmes laat bijvoorbeeld Tesla auto’s autonoom rijden , stelt Spotify prachtige playlists voor , plakt Facebook die ene specifieke advertentie in jouw tijdslijn , schrijft Netflix vervolgafleveringen op basis van een succesvolle serie . AI kan dus op basis van trainingsdata ‘intelligentie imiteren’. Leuk, aardig, betekenisvol maar waarom is het dan een strategisch vraagstuk? De vraag is in welke mate het bestuur in control is op moment dat zijn werkprocessen door AI-algortimes laat ondersteunen of vervangen. Een paar voorbeelden: Als een AI-werving & selectie-algoritme wordt ingezet bij hoge volumes sollicitanten, hoe voorkomt men dan een niet-inclusieve werving & selectie? Als een AI-risico-assessment-algoritme bij een hypotheek ervoor zorgt men op oneigenlijke gronden bepaalde groepen worden uitgesloten? Als een AI-pricings-algoritme bij een webshop ervoor zorgt dat er bepaalde mensen worden benadeeld? Veel ethische en praktische vragen komen aan bod. Het gaat vaak om zij-effecten, die van uitsluiten van bepaalde groepen mensen, het trekken van de verkeerde conclusies, het op hol slaan in speficieke gevallen. Begrijpt het bestuur en haar toezichthouders de reikwijdte en diepgang van deze technologie? Wat zijn de denkrichtingen voor hun strategie en wat zijn de does and don’ts. Hoe monitoren zij de voortgang, bewaken zij dat de essentie van de organisatie overeind blijft staan en pakken zij tegelijkertijd ook de nieuwe kansen die AI wel degelijk biedt. Are we in control? Niet dat er niet veelvuldig over wordt gediscussieerd en over wordt geschreven. Enkele richtinggevende artikelen: A history of machine learning Everyday Ethics for Artificial Intelligence, 2010 Artificial Intelligence: the global landscape of ethics guidelines, 2019 Misschien moeten wij als mens intelligenter worden op het domein van AI? Op een manier die Turing voorzag voor computers om intelligent te worden? Met het voeden van relevante kennis en dan stap voor stap leren. Hongerig lezend en lerend als een schoolkind. Om vervolgens met alle kennis van dit domein het echte gesprek met elkaar aan de bestuurstafel aan te gaan. Het lijkt mij een goed begin.
door TH 12 sep., 2019
“Waar kan ik als bestuurder of toezichthouder de laatste relevante trends spotten?” deze vraag wordt mij regelmatig naar aanleiding van een lezing over disruptieve innovaties gesteld. Enerzijds komt deze vraag vaak voort uit gemakszucht. Is er niet één website waar alle trends op staan? Één congres waar ik heen kan gaan waar alles wordt behandeld? Één boek dat ik kan lezen dat het allemaal verklaart?
Share by: